Livorno ligt op de Tyrrheense kust in de laagvlakte ten zuiden van de monding van de Arno. Het is een van de belangrijkste Italiaanse zeehavens, zowel voor de handel als voor het toerisme, en is tevens een belangrijk industrieel centrum van Italië.
De stad onstaat rondom een kasteel dat in de tiende eeuw door het bestuur van Pisa werd uitgebreid met een haven. De stad werd in 1421 verkocht door Genua aan Florence en wordt onder Cosimo I de belangrijkste haven van Toscane. In 1576 wordt daarom gestart met de bouw van een nieuwe stad met een indrukwekkende zeehaven, met als kern de burcht “Fortezza Vecchia” van Antonio da Sangallo de Jonge. Het ontwerp voor het stadsplan werd toevertrouwd aan Bernardo Buontalenti.
In 1593 verlenen de Medici er woonvrijheid, zodat zich in Livorno talrijke joodse immigranten komen vestigen. Vervolgens verklaren dezelfde heersers het tot vrijhaven ter bevordering van de handel en wordt Livorno in minder dan een halve eeuw tijd de op één na grootste stad van Toscane en de grootste haven van de Tyrrheense zee.
De geschiedenis van de stad staat echter altijd in het teken van zware politieke en sociale spanningen. In 1921 wordt hier de ItaItaliaanse Communistische partij opgericht en tijdens de tweede wereldoorlog wordt het bewoonde centrum zwaar gehavend.
Een bezoek aan Livorno omvat ongetwijfeld piazza Grande met de Duomo; piazza della Repubblica, La Fortezza Vecchia met de Toren van Matilde; de haven van de Medici en een wandeling langs het strand, op de “lungomare”, vanwaar men het terras kan bewonderen dat opgedragen is aan de ereburger van Livorno en componist Pietro Mascagni.